Gisteren hoorde ik over het jongetje dat in de klas uitriep: ‘Je doet de hele tijd boos tegen mij‘. Een mooie opmerking, als je hem hoort. Het moeilijke is dat kinderen dit soort dingen graag willen zeggen op een moment dat nooit uitkomt. En op een manier die niet altijd prettig is. In verkeerde woorden, of in een verkeerde toon. Maar ze zeggen het wel. Als ik terugkijk op mijn eerste jaren voor de klas, is dit wat ik anders had willen doen. Ik had het willen horen. En er naar willen handelen.
Lang dacht ik dat ik streng moest zijn voor de klas. Dat je door boos doen, ‘grapjes’ en strafwerk gezag verdient. Dat je daardoor stevig voor de klas staat. En dat dat was wat belangrijk was. Voor mij kwam de ommezwaai bij Tessa. Een vrolijke, tegendraadse puber die zei wat ze wilde zeggen. Ik riep tegen haar, midden in een verhaal: ‘Omdraaien’!! En ze keek me aan. Was even stil. En zei: ‘u kúnt het ook vragen.’ Zij leerde me die dag een belangrijke les. Gezag is niet iets wat je kan verdienen. En al zeker niet door te bulderen.
Het vraagt altijd wat van je, om te reageren vanuit je volwassen ik. Om niet meteen mee te gaan met de energie die er is. Om niet te schieten in een ‘ze zien niet wat ik hier allemaal sta te doen’. Het is niet gemakkelijk om anders te reageren. Het is wél iets wat je kan leren. Je kan leren te luisteren en te kijken naar wat er is. Het kan maar zo zijn dat die kinderen precies hetzelfde denken: ‘Ze ziet niet wat ik hier allemaal aan het doen ben.’
Wat deze juf antwoordde op de uitroep van het jongetje? Ze keek, zag dat hij het echt zo voelde. Ze haalde diep adem en zei: ‘Misschien heb je wel gelijk.’ En even later: “Zullen we er zo even over praten?” De storm verdween uit de klas. De boosheid zakte. De juf stond stevig. Het jongetje ook.